
Ze zeggen: “Wees gewoon jezelf.”
Maar wat ze bedoelen is:
“Wees jezelf, zolang dat niet schuurt. Niet botst. Niet anders voelt.”
Dit is geen zoektocht naar identiteit.
Het is het autopsierapport van iemand die zich in stukjes opsplitste
om in elke ruimte bruikbaar te blijven.
Geen aanklacht. Geen pleidooi.
Alleen een ruw verslag van hoe goed maskeren werkt —
tot niemand je nog herkent.
Jijzelf inbegrepen.
Dat gezicht is niet van mij
Maar de reflectie die jij wou
We beginnen bij het begin.
Of nee, wacht. We beginnen waar ik verdween. Want dat begin is allang vervaagd, net als de rest van mij. Er was ooit een versie van mij die geen scenario nodig had, geen smile-script, geen mental dresscode afhankelijk van de ruimte. Maar ze is zoek. Vermist. Waarschijnlijk ondergesneeuwd door de veertig varianten van “Doe maar normaal” die de wereld als subtiele commands naar binnen perste. En ik? Ik executeerde ze allemaal.
Dus voilà. Ik werd normaal.
Of toch de versie van normaal die jij comfortabel vindt. Want stel je voor dat iemand zich ongemakkelijk voelt omdat mijn echtheid te... echt is. Dus ik poetste de randjes weg. Ik leerde je taal. Nee, niet gewoon Nederlands – ik bedoel de sociale taal: glimlach bij binnenkomst, beetje knikken tijdens andermans monoloog, geen vragen stellen op het verkeerde moment, en vooral: altijd lief lachen als iemand iets passief-agressiefs zegt.
Spoiler:
Dat gezicht dat lacht?
Niet van mij.
Geleend. Voor jouw comfort.
Maskeren.
De fulltime job die niemand ziet
Weet je wat het is met maskeren?
Het werkt. Té goed.
Mensen vinden je "vlot", "plezant", "zo iemand die met iedereen overweg kan".
En je wil roepen: “NEE, ik kopieer jullie allemaal gewoon. Jij kreeg een gepersonaliseerde versie van mij, net zoals iedereen!”
Maar ik roep niet. Want mijn rol is de stille vorm, de veilige vorm, de bruikbare vorm. De vorm die meebeweegt, lacht, zwijgt.
Elke ontmoeting werd een auditie.
Elke werkdag een repetitie.
Elke vriend een publiek dat moest blijven applaudisseren.
En ik, de actrice zonder coulissen. Geen backstage. Geen pauze.
"Wees gewoon jezelf"
Wat een zeldzaam grensoverschrijdend voorstel.
Want ‘jezelf zijn’ wordt alleen aanvaard als dat zelf zich schikt naar wat men onder ‘jezelf’ verstaat:
spontaan maar niet raar, gevoelig maar niet lastig, eerlijk maar niet confronterend.
Dus ik ben ‘mezelf’.
In 48 fragmenten.
Allemaal versies die werken in context. En als je me vraagt wie de echte is?
Dan kijk ik in de spiegel.
En zie ik alleen reflecties van wat jij wou.
Ik haat die spiegel.
Ik ben niet kwijt. Ik ben verstopt.
Achter scripts, achter tics, achter diplomatie.
Mijn identiteit is een rommelig archief geworden van personages die nooit hoofdrol mochten spelen.
En ondertussen: leegte.
Want zelfs als je gezien wordt – als die ene versie even ‘klikt’ met iemand – is het nog steeds niet jij die gezien wordt.
Het is wie je geworden bent om de ander niet kwijt te raken.
Ironisch. Want ondertussen ben ik mezelf allang kwijt.
En niemand heeft het gemerkt.
Want ik ben goed in wat ik doe.
Het masker zit vastgegroeid
Ken je dat gevoel als een kledinglabel snijdt in je nek?
Beeld je in dat het je hele gezicht is.
Elke dag. Elke seconde.
Je ademt door een filter. Je praat via een echo. Je huilt naar binnen.
Want het moet passen.
Bij hen. Bij jou.
En vooral: bij het beeld dat je zelf gebouwd hebt van wie ze je willen laten zijn.
Het masker is niet gewoon zwaar. Het groeit in mijn huid.
En als ik het probeer los te trekken, komt mijn gezicht mee.
En toch…
Ik weet dat er ergens een stem is.
Geen opgepoetste, geen diplomatische.
Geen versie die werkt.
Maar zij is moe.
Verdwaald.
Ze heeft zó lang gezwegen dat zelfs ik haar bijna niet meer herken.
Ze fluistert soms in de schaduw:
“Hé. Als jij nu eens gewoon stopte?
Met pleasen. Met passen. Met verdwijnen.”
En ik antwoord haar:
“Ik weet niet meer hoe.”
Want als ik nu mezelf zou zijn?
Wie zou er blijven?
Wie zou niet schrikken van de echte stem,
de echte ruwheid,
de rauwheid achter de glimlach?
Wie zou niet zeggen:
“Je bent veranderd.”
Nee.
Ik veranderde toen ik jou tevreden wilde houden.
Denk niet dat
dit over iemand anders gaat.
Dit is geen fictie.
Dit is geen song.
Dit is het postscriptum van mijn verloren zelf, uitgespuwd in woorden.
Geen vraag naar hulp.
Geen oproep tot empathie.
Gewoon een wanhoopsgrom verpakt in sarcasme.
Want dat is wat ik doe.
Ik bijt voor we breken.
En vandaag?
Ben ik bijna gebroken.
Maar niet helemaal.
Want ergens diep, heel diep onder dit perfect gecaste gezicht…
Schreeuwt nog iemand die niet verdwijnen wil.
En ik luister.
Misschien.
Reactie plaatsen
Reacties